Limburgse Maasvallei
Het landschap van de geografische streek van de “Maasvallei Limburg” is in grote lijnen tot stand gekomen tijdens de ijstijden (500.000 – 10.000 jaar geleden) : koude en warmere periodes wisselden elkaar af. Het stromingskarakter en het verloop van de Maas wijzigden geregeld. Tijdens ijstijden breidden de ijskappen zich uit en ook in onze streken werd het kouder. Strenge vorst en het grotendeels ontbreken van vegetatie gaven aanleiding tot belangrijke erosie. Steenpuin uit de Ardennen, Alpen en het Juragebergte werd afgezet in de streek waar zich nu de grindige Maas bevindt. Deze zone in het grensgebied van België, Nederland en Duitsland wordt bovendien gekenmerkt door een hoge aanwezigheid van breuken, gekend als de Roerdalslenk. Deze slenk is onderdeel van een riftsysteem dat nog steeds seismisch actief is, nl. de Peelrandbreuk aan de Noordoostflank (ten N van Roermond en een complex van breuken aan de Zuidwestzijde (met o.m. de Heerlerheidebreuk en de Feldbissbreuk). Deze laagte in het landschap maakte dat de rivier er sneller stroomde en enkel grove afzettingen zijn terug te vinden. Ten N van Roermond vertraagde de riviersnelheid, waardoor er fijnere afzettingen (i.e. zand) achterbleven1 . De vernoemde grindige afzettingen belemmerden de rivier, die zich vervolgens een nieuwe weg moest banen als een wilde rivier met vele nevengeulen. Uiteindelijk werden ten Z van Roermond dikke grindpakketten afgezet. Het huidige terrassenlandschap is ontstaan door insnijding van de rivier in de zelf afgezette pakketten grind. In het noordelijke traject van de Gemeenschappelijke Maas ontbreken de hoge steilranden die meer zuidelijk een sterk landschappelijk element vormen.
De vallei
wordt zichtbaar begrensd door de antropogene elementen nabij het traject van de
winterdijken die wegen en bebouwingslinten of bebouwingskernen beschermen. De
historische grindige Maas (19e eeuw) was een dynamische, meanderende rivier met
veel eilanden, zijarmen en waterhoudende nevengeulen (“strangen”). De op vele
plaatsen brede zomerbedding had een nauw contact met de winterbedding via de
strangen en stroomgeulen, van zomerdijken was geen sprake. De oeverzone bevatte
veel stroken met ruigere vegetatie. Halverwege de 19e eeuw werd een zomerdijk
tegen de rivier opgetrokken om in de winterbedding landbouw mogelijk te maken
en in de Maas zelf trekscheepvaart. Hierdoor ontstond dus vrij recent een
uiterwaardengebied. Het oorspronkelijk uitgestrekte en grillige landschap van
geulen en grindbanken werd bedolven onder een nivellerend dek van klei, leem en
zandleem. Door opsluiting van de rivier in een smalle zomerbedding, verloor ze
haar
natuurlijke uitzicht. Enkel de meandering van de hoofdloop bleef behouden. De
aanwezigheid van dikke grindpakketten leidde in de 20e eeuw tot commerciële
grindwinningen. Deze leidden er toe dat waterpartijen achterbleven met een
diepte van enkele tientallen meters. Een belangrijk deel van deze plassen
verkreeg inmiddels een nieuwe bestemming in de recreatieve of natuurlijke
sfeer. Nadat de trekvaart op de Maas wegviel (na de aanleg van het
Julianakanaal vanaf 1935), werd de zomerdijk als gewone weg gebruikt. De
zomerdijk aan Vlaamse zijde werd stelselmatig verhoogd om de landbouw en de
grindwinningen in de winterbedding te beschermen. Door een verschil in beleid
aan beide zijden van de landsgrens ontstond een asymmetrisch profiel in de
Maasvallei. Het huidige valleilandschap wordt gekenmerkt door restanten van de
dynamische meandering, zoals eilandjes en oude meanders, zijarmen en
nevengeulen. Andere getuigen zijn het typisch golvende microreliëf in weilanden
en akkers en dijken uit verschillende periodes in de geschiedenis. De historische
bebouwingskernen lagen vaak in overstroombaar gebied. De bebouwing staat daarom
op een verhoging. Door de huidige zomerdijk is enkel de meandering van de
Maasgeul behouden, waarbij nu geen actieve meandering meer plaatsvindt.
In de
uiterwaard, tussen de zomer- en winterdijk, liggen in dit traject enerzijds
agrarische gebieden, met enkele bebouwde zones en anderzijds grote
waterplassen, een combinatie van lopende grindwinningen en verlaten winningen
met een gebruik voor recreatie of natuurontwikkeling. Doordat de Maas erg diep
ingesneden ligt en er weinig opgaande beplanting is, vormt de Maasvallei
ruimtelijk één geheel tussen Nederland en België. Op dit schaalniveau is de
Maas niet prominent zichtbaar in het landschap door de diepte van de geul en
door de hoge zomerdijk aan Vlaamse kant. Enkel tijdens de vrij korte periodes
van overstromingen wordt de buiten de zomerdijken getreden Maas zeer zichtbaar
in het ganse valleigebied tussen de winterdijken. De voorkomende
landschapselementen zijn aan beide zijden van de landsgrens erg gelijkaardig.
Maar naargelang de plaats op het Maastraject beheersen plassen, dan wel
bebouwingskernen of landbouwpercelen het landschapsbeeld. Klimatologisch is de
regio uniek in de Benelux : ingevolge een microklimaat dat het gevolg is van de
beschutting door het Kempens Plateau, de valleivorm en de temperatuurbufferende
werking van de Maas en de ingevolge grindontginning achtergebleven
plassengebieden.
In 2005 startte de (Belgische) Provincie Limburg met een integrale aanpak van de Grote Landschappelijke Eenheid Maasvallei. Het Regionaal Landschap Kempen en Maasland vzw kreeg de opdracht om in samenwerking met Toerisme Limburg een ‘Plan van Aanpak Maasvallei’ uit te werken. Dat plan vormde de leidraad om, op een grensverleggende wijze, werk te maken van meer landschappelijke kwaliteit en duurzaam toerisme in de (Limburgse) Maasvallei, met de bedoeling de intrinsieke kwaliteiten van de streek te ontwikkelen en te benutten. Zo opteert men voor een kansgerichte benadering. Een regionale toeristisch-economische ontwikkeling is slechts duurzaam als er vóór alles consequent en doorgedreven geïnvesteerd wordt in de meest basale toeristische voorziening, met name een aantrekkelijk, natuurrijk landschap met authentieke goed beheerde en ontsloten landschappen en monumenten. Deze samenwerking leidde tot de oprichting van het grensoverschrijdend ‘Rivierpark Maasvallei’2 . In 2015 sloten ook de Nederlandse provincie Limburg en ALLE aanpalende Nederlandse gemeenten zich aan bij het ‘Rivierpark Maasvallei’. Opvallend is de unieke naamgeving “Maasvallei” die gehanteerd wordt voor een gebied dat in zijn geheel overeenkomt met de geografische afbakening van voorliggende BOB-aanvraag. Om deze reden is de aanduiding “Maasvallei Limburg” zeer gekend in de streek en in de ruime omgeving.